Stamreeks van mijn grootmoeder Kornelia Noordhoff.


Familiewapen Noordhoff

Gedeeld: I in goud een groene boom met ter rechterzijde een rode pentagram (vijfpuntige ster) en ter linkerzijde een rode Franse lelie. II in zilver (was oorspronkelijk blauw) twee rode rozen en een opwaarts gerichte groene eikel aan een afgesneden tak, geplaatst 2-1.

Helmteken: Op een gekroonde helm een groene boom tussen een vlucht (twee vleugels) van rood

Helmkleed rood, gevoerd in wit

Oorsprong: Uit mondelinge overlevering. Een voorouder Noordhoff (dit zal waarschijnlijk Abel Noordhoff 1889-1953 zijn geweest) vond in de brandkast een tekening van een familiewapen en liet hiervan door de veelzijdige Groninger kunstenaar Jan van der Zee een afbeelding in kleur maken. Dat de tekenaar niet goed op de hoogte was van de heraldische regels blijkt uit het plaatsen van rode rozen in een blauw schild. In de heraldiek plaatst men vanwege de duidelijkheid (contrast) gekleurde symbolen altijd op een achtergrond van goud of zilver. Het wapen is afgebeeld in een gezandstraald raam in de voordeur van de boerderij van de familie Noordhoff te Blijham.

Op het graf van de mogelijke stamvader Hindrik Alberts (1597-1669) in Noordbroek staan twee familiewapens (alliantiewapen), met op het linker wapenschild ook een boom (GDW.2921).

Betekenis: De boom verzinnebeeldt in het algemeen de bloeiende toestand van de familie. Mogelijk betreft het hier een eik, als symbool van trots. Het pentagram is een voorchristelijk symbool dat meer dan 6000 jaar oud is. Het symboliseert het goede in tegenstelling tot de omgekeerde pentagram met de punt naar beneden, als symbool van het kwade. De Franse lelie of Fleur-de-lies is het symbool van zuiverheid en maagdelijkheid (maagd Maria), maar verwijst ook naar een aan Jezus toegeschreven opmerking over lelies. De roos is in de eerste plaats een symbool van liefde en trouw. In de christelijke symboliek verwijst de roos naar Maria en het lijden van Christus. De vijf blaadjes van de roos staan voor de vijf wonden van Christus. Maar in de heraldiek geldt het ook als symbool van vruchtbare, bloeiende aarde. De eikel komt al vanaf het begin van de heraldiek op familiewapens voor. Eveneens een symbool van vruchtbaarheid. De twee vleugels (helmteken) zullen adelaarsvleugels zijn. Het verkondigen van een blijde boodschap en de bloei van het geslacht.


VIII : oudovergrootvader

Hindrik. Mogelijk betreft het hier de omstreeks 1597 geboren Hindrik Alberts. Hij overleed op 72 jarige leeftijd op 25 januari 1669 en werd begraven te Noordbroek. Op zijn graf met familiewapens de volgende tekst: Anno 1669, den 25 january, is de eerbare hindrick albers christelyck in den heeren ontslapen, synes olders 72 jaar, verwachtende mit alle ware gelovigen eene vrolycke operstandinge door christum.
Wapens: Rechts: Een omgewende leeuw. Links: Op een terras een boom. Helmteken: een klaverblad (GDW.2921). Hoewel het bewijs als stamvader van de familie Noordhoff ontbreekt is het wel opmerkelijk dat er op zijn graf ook een familiewapen met een boom voorkomt.

Zijn zonen bij een onbekende vrouw:

VII : oudgrootvader

Hindrick Hindrix, geboren rond 1628 (doopsgezind), wonende te Noordbroek, overleden na 28 februari 1677, minstens 49 jaar oud, zoon van Hindrik (VIII). Hindrick is getrouwd te Noordbroek op 11 november 1655 (h.c. 12 juli (Gertie Sybens)), op ongeveer 27-jarige leeftijd met Grietie Sebens (ongeveer 28 jaar oud), geboren rond 1627, overleden na 1 december 1662, minstens 35 jaar oud, dochter van Sebo Fockens en Anne Sijabbens.

Uit dit huwelijk:

VI : oudvader

Sebo Hindriks, landbouwer op boerderij nr.23 (BB.Noordbroek), dienaar der doopsgezinden en vermaner bij de Doopsgezinden, geboren rond 1663 (menist (doopsgezind)), wonende te Noordbroek, overleden tussen 3 februari 1731 en 2 augustus 1738, 68 jaar tot 75 jaar oud, zoon van Hindrick Hindrix (VII) en Grietie Sebens. Zie genealogie van de familie van Houten in  het  "Nederlands Patriciaat" jaargang 1960, blz.126. Hij verkoopt op 7 februari 1699 een huis te Noordbroek. Sebo is getrouwd te Noordbroek op 21 juni 1700 (h.c. 1 juni raVij11), op ongeveer 37-jarige leeftijd met Diewer Geerts van Zomeren (24 jaar oud), geboren te Meeden in het jaar 1676 (doopsgezind), overleden te Noordbroek tussen 31 juli 1757 en 21 november 1758, 81 jaar tot 82 jaar oud, dochter van Geert Harmens van Zomeren en Trijntje Alberts.

Op de foto rechts de oorspronkelijke boerderij van de familie Noordhoff  in het noorden van Noordbroek. Volgens mijn vader zaten in de  voorgevel vier muurankers (helaas door de bomen niet zichtbaar) met het jaartal 1646. Deze boerderij waarop al meer dan 300 jaar nazaten van Sebo Hindriks wonen, zal in 1646 door de ouders van Grietje Sebens zijn gebouwd. Het woonhuis is in 1925 totaal herbouwd. Op de voorgevel van de nieuwe boerderij staan de initialen van Abel Noordhoff AN en Gezina Ida Zuidhoff GIZ. Momenteel wordt de boerderij bewoond door Jantien Lambeck-Noordhoff de dochter van hun kleinzoon Jan Noordhoff. 

 Uit dit huwelijk:

V : betovergrootvader

Hindrik Seebes, houthandelaar, landbouwer, boerderij nr.23 (BB.Noordbroek) en leraar der doopsgezinden, geboren te Noordbroek in het jaar 1711 (doopsgezind), wonende aldaar, overleden op 2 juli 1752, 41 jaar oud, zoon van Sebo Hindriks (VI) en Diewer Geerts van Zomeren. Hij was naast leraar ook vertegenwoordiger van de doopsgezinde gemeente van Noordbroek, en woonde op boerderij nr.23 ( BB.Noordbroek). In dezelfde tijd en plaats leefde er ook een Hindrik Seebes , die huwde te Meeden op 01-04-1727 met Ellegijn Derx en overleden voor 1738 met als kinderen Lammechien Hindriks, Abeltje Hindriks, Hindrik Hindriks en Annechien Hindriks. De kinderen van onze Hindrik namen de volgende achternamen aan: Van Houten, Noordhoff en Torringa (zie Ned.patriciaat 1960 blz.126). Hindrik is in ondertrouw gegaan te Noordbroek op 6 juli 1738 en getrouwd te Beerta op 2 augustus 1738 (h.c. Vij.14), op 27-jarige leeftijd met Abelke Jakobs Torringa (ongeveer 29 jaar oud), geboren te Beerta rond 1709 (doopsgezind), overleden tussen 14 september 1787 en 2 juni 1788, 78 jaar tot 79 jaar oud, dochter van Jacob Geerts Torringa en Geeske Harms. Abelke is eerder getrouwd te Noordbroek op 27 januari 1737 (h.c. 29 jan. Vij14), op ongeveer 28-jarige leeftijd met Eltjo Harckes (ongeveer 47 jaar oud), landbouwer en boerderij nr.57 (BB.Nieuwolda), afkomstig uit Beerta, geboren rond 1690 (doopsgezind), wonende te Nieuwolda, begraven te Midwolderhamrik (Nieuwolda) op 29 maart 1737, ongeveer 47 jaar oud, zoon van Harcko Harckens en Fockjen Meertens. Eltjo is eerder getrouwd te Nieuwolda op 22 augustus 1706 voor de kerk, op ongeveer 16-jarige leeftijd met Eelje Engelberts (ongeveer 30 jaar oud), afkomstig uit Noordbroek, geboren rond 1676 (doopsgezind), begraven te Midwolderhamrik (Nieuwolda) op 15 april 1726, ongeveer 50 jaar oud, dochter van Engelbert Clasen en Aeltijen Dercks. Abelke is later in ondertrouw gegaan te Noordbroek op 13 januari 1754 en getrouwd aldaar op 15 februari 1754 (h.c. Vij16), op ongeveer 45-jarige leeftijd met Otto Willems (ongeveer 39 jaar oud), leraar der doopsgezinden en landbouwer, geboren rond 1715 (doopsgezind), wonende te Noordbroeksterhamrik, overleden tussen 9 mei 1783 en 21 april 1786, 68 jaar tot 71 jaar oud, zoon van Willem Jacobs en Sibbel Ottens.

Afbeelding boven: Op 4 en 8 oktober 1740 deed Hendrik Sebes een oproep in de Amsterdamse courant ter verkrijging van informatie over een op 13 juni bij hem weggelopen jongen. Signalement, 13 jaar oud, breed aangezicht met enkele zomersproeten, wit stijl haar, aan hebbende een oud bruin pylaken rokje (grof wollen mansrok, soort monnikspij), in zijn hemd de initiale I.G.S. Hij die de vermiste jongen terecht brengt of informatie over zijn dood kan verstreken zal 25 gulden ontvangen bij Jacobus Sipkes (bij hem werd mogelijk de advertentie opgegeven), boekverkoper te Groningen. De beloning van 25 gulden stond in 1740 ongeveer gelijk aan een maandloon. Mogelijk gaat het om een onder zijn hoede geplaatst kind van een familielid of geloofsgenoot.  

Uit dit huwelijk:
Onlangs ontdekte Eltje Ridder te Woltersum een foto van een molen die hij herkende als de houtzaagmolen van 't Waar. Hoewel de achterkant van de zaagschuur op de foto drie deuren en twee raampjes heeft, in tegenstelling tot de maquette die slechts 1 deur met raam in de achtergevel heeft, komen er opmerkelijk veel details overeen. Zo is de achterkant van de schuur op de foto gelijk aan die op de maquette. Zelfs het kleine vierkante raampje rechts-onder is aanwezig. Het aantal kleppen op de wieken ( 24 per wiek ) op de foto, zijn gelijk aan die op de foto van de molen op blz. 110 van het boek "Tussen ’t Zieldaip en ’t Grootmoar". De witte randen om de schoorstenen, met een smaller deel boven de rand, zijn ook op beide foto's gelijk. Ook de plaatsing van de twee schoorstenen op het woonhuis en de schoorsteen op de schuur komen overeen. Rechts van de molen ligt een schip (met mast), waardoor we zeker weten dat daar water langs liep. Dit komt overeen met de plattegrond en maquette. Op de registratiekaart van "De Hollandsche molen" staat deze molen beschreven als een houten achtkant bovenkruier, vlucht 68 voet, zaagmolen met drie sleden, bouwjaar 1774, afgebroken 8 nov. 1913. Ook hier dus drie sleden, en dus ook drie deuren, in tegenstelling tot de maquette. Mogelijk zijn er twee zaagmachines bij gekomen en moesten er twee deuren bij komen om de boomstammen te kunnen verwerken.

Foto boven: de nok van de zaagschuur met hierop een makelaar, (gevelteken) in de vorm van een gestileerde tulp. De tulp is een symbool voor leven en vruchtbaarheid. Op de maquette ontbreekt deze makelaar. Daar zitten aan de tegenovergestelde kant (westzijde) van de schuur drie ornamenten. Deze ornamenten zitten ook aan de westkant van de parallel staande houtopslag schuur. Het gebruik van een gevelteken zal mogelijk onder invloed van Elisabeth Jans ten Doorncate 1751-1785 en haar van oorsprong uit Twente afkomstige voorouders zijn aangebracht. Het was in deze streken vanzelfsprekend dat een gebouw tegen allerlei onheil door een gevelteken werd beschermd. Opmerkelijk is dat er op de zaagschuur van Derk van Houten aan het Damsterdiep in Groningen een soortgelijke makelaar staat (zie foto rechts).

De houtzaagmolen is vijf generaties in bezit geweest van de familie van Houten en steeds van vader op zoon overgedragen nl.:
  1. Sebo Hindriks van Houten 1743–1814 en Elisabeth Jans ten Doorncate 1751-1785, opgevolgd door hun zoon.
  2. Hindrik Sebes van Houten 1779–1866 en Grietje Derks Tonkens 1785-1857, opgevolgd door hun zoon. Hinderik en Grietje zijn de grootouders van Samuel van Houten, advocaat, wethouder, lid tweede en eerste kamer der Staten-Generaal en minister van binnelandse zaken, geboren te Groningen op 17 februari 1837, overleden te 's Gravenhage op 14 oktober 1930, 93 jaar oud, zoon van Derk van Houten en Barbara Elizabeth Meihuizen.
  3. Sebo Hindrik van Houten 1805–1863 en Gepke Hindriks Zomering 1803-1858, opgevolgd door hun zoon. De broer van Sebo (Derk van Houten) had een houtzaagmolen aan het Damsterdiep in Groningen.
  4. Hindrik Sebes van Houten 1842–1892 en Stientje Dallinga 1841–1923 en zijn zwager Hemmo Reint Dallinga 1835–1869 en Gepke Sebes van Houten 1834–1870 opgevolgd door de zoon van Hindrik en Stientje.
  5. Sebo van Houten 1865–1919 en Woltje Alida Hamster 1874-1960 (geen kinderen)
Foto's  onder:  de betreffende molen en een gedeelte van de kadasterkaart waarop ik de plaats van de fotograaf heb gereconstrueerd. Het huis dat pas na de vervaardiging van de kadasterkaart is gebouwd en het schip rechts op de foto zijn door mij in rood op de kaart ingetekend. De foto zal tussen 1891 (eerste zelfzwichtende molen in Usquert) en 1913 (afbraak) zijn genomen.



V overgrootvader

Albert Hendriks Noordhoff
, landbouwer en boerderij nr.23 (BB.Noordbroek), geboren te Noordbroek op 16 juni 1746 (doopsgezind), wonende aldaar, overleden te Noordbroek (in Huis nr.232) op 19 september 1827, 81 jaar oud, zoon van Hindrik Seebes (V) en Abelke Jakobs Torringa. Hij tekende in 1791 al met de familienaam Noorthof.



Afbeelding boven: Kadasterkaart van 1832 ( HISGIS ) waarin het land van de familie Noordhoff in geel is ingekleurd. De oorspronkelijke boerderij staat in het midden van een ongeveer 65 meter brede en bijna 5 km lange strook land. 
Het betreft hier een zogenaamde opstrekkende heerd die zich uitstrekte vanaf de Nutweg in Stootshorn tot aan de weg Hamrik in Noordbroeksterhamrik. Het perceel rechtsonder is het perceel bij de oude school van Stootshorn waarop het huis van Klaas Dirk Bos staat. Albert Hendriks Noordhoff was ook mede-eigenaar van de Nutweg. Dit is het noord/zuid lopende gedeelte van de Slochterweg. Deze weg was door het gebruik reeds ontstaan en werd door de eigenaren beschikbaar gesteld voor de gemeenschap. Nutwegen of nutlanen waren particuliere eigendommen waarover de gemeente geen zeggenschap had.(zie Noord en Zuidbroek in vroegere jaren blz.221) Ook was hij medeeigenaar van een behuizing, land en zaagmolen gelegen en staande in het bij NieuwScheemda gelegen 't Waar, die hij had geerfd van zijn ouders. Hij draagt zijn deel op 30 mei 1793 over aan zijn broer Sebo Hindriks (van Houten).

Albert is getrouwd te Noordbroek op 25 mei 1792 (h.c. raVij), op 45-jarige leeftijd met Grietje Edzes Fokkens Brands (25 jaar oud), geboren te Nieuwolda op 22 september 1766, gedoopt aldaar op 28 september 1766, overleden te Noordbroek op 15 april 1854, 87 jaar oud, dochter van Edzo Epkes Fockens en Grietje Hindriks. In 1792 afkomstig van Overtocht.Uit dit huwelijk:

II grootvader

Jacob Alberts Noordhoff, boerderij nr.23 (BB.Noordbroek), geboren te Noordbroek op 25 augustus 1805, wonende aldaar, overleden aldaar in het jaar 1867, 62 jaar oud, zoon van Albert Hendriks Noordhoff (IV) en Grietje Edzes Fokkens Brands. Jacob is getrouwd te Slochteren op 1 juli 1848, op 42-jarige leeftijd met Kornelia Jakobs van Bruggen (35 jaar oud), geboren te Slochteren op 22 november 1812, overleden te Noordbroek in het jaar 1901, 89 jaar oud, dochter van Jakob Haijes van Bruggen en Aaltje Cornelis Luning. 

Kornelia haar vader, Jakob Haijes van Bruggen, was tolmeester, kerkvoogd (beheerder van kerkgoederen), kastelein en taxateur bij het kadaster. Hij was ook schepper (is hoofd van een waterschap) van Kolham, behorende tot de Slochter zijlvestenijen. Het gezin van Bruggen woonde op 3 mei 1810 op het stadstolhek te Foxham (Nieuwe laan). Dit tolhek werd in de Stads Resolutie de "bek af" genoemd en was oorspronkelijk  ten westen van de foxholsterbrug aan de Lange rak geplaatst. Waarschijnlijk dicht bij de tegenwoordige stads klapbrug aldaar. Deze brug werd bek-af-klapbrug genoemd. Later is het op verzoek van de toenmalige huurderesse (de weduwe van Hindrik Jansens) op eigen kosten naar de oostzijde van de foxholsterbrug verplaatst (Stads Resolutie van 11 juni 1659). 

Afbeelding links: Een van de heren- of familiebanken in de Damkerk van Hoogezand. De familie van Bruggen had een vaste zitplaats (1e bank aan de westzijde) in de hervormde kerk van Hoogezand. Na de restauratie in 1980 zijn niet alle banken op de oorspronkelijke plaats terug gezet, waardoor we de betreffende familiebank niet meer kunnen aanwijzen. De mannen zaten in het smallere voorste gedeelte (om ze uit de slaap te houden?) en de vrouwen zaten er achter. Ook was er onderscheid tussen de banken van de meer gegoede burgers van zwaar eikenhout en de vurenhouten banken van het gewone volk.

In 1760 werd het tolhek voorzien van een ijzeren hek met blauwe arduinstenen pilasters. Op de bovenste foto (omstreeks 1900) staan de tolgaarder Albert Bentum (links) en Van der Ploeg (rechts), eigenaar van een busmaatschappij te Veendam. Uit 700 jaar Kolham blz.48.  Bij de kerk van Kolham zijn de zerken van Jakob en Aaltje met twee kinderen nog op het kerkhof aanwezig. Zij behoren tot de oudste zerken op het betreffende kerkhof, en zijn voorzien van het eeuwenoude symbool van eeuwigheid, waarbij een slang zichzelf in de staart bijt, met daarboven twee vlinders als symbool van wederopstanding en of wedergeboorte. In de christelijke symboliek werd de pop gelijkgesteld met het menselijk lichaam en de vlinder gezien als symbool van de uit het lichamelijk omhulsel bevrijde ziel. Jacob van Bruggen komt, als tauxateur bij het kadaster in de provincie Groningen wonende te Foxham, voor op de lijst van intekenaren van het "Jaarboek van en voor de provincie Groningen" door Nikolaas Westendorp. uitgegeven in het jaar 1829 door J. Oomkens te Groningen.

Afbeeldingen rechts: De tolhek met café/ tolhuis te Foxham. Op de foto is slechts een derde van het totale huis te zien. De gelagkamer had aan de zijkant vier ramen. en daarachter waren de paardenstallel en koestallen. In het midden liep een gang vanaf de weg naar de stallen met links de gelagkamer en rechts de woonkamer met twee bedsteden en daarachter de keuken eveneens met twee bedsteden. Voor het café staan langs de weg twee scheef gegroeide bomen, waarvan de stammen zijn witgekalkt. Het wit kalken van boomstammen werd vooral gedaan om schadelijke insecten te weren, het aanvreten van bast (bij jonge bomen) door geiten en om het scheuren van de bast door weersinvloeden te voorkomen. Een bijkomend voordeel is dat de bomen langs de weg in het donker beter zichtbaar zijn. Voor het kalken werd een mengsel van kalk, klei (bentoniet) en gedroogde koemest gebruikt.

Jacob van Bruggen was ook eigenaar van de naast het tolhuis gelegen huis met de naam “Molenzigt”. In de Groninger courant van 15 maart 1825 de volgende advertentie: TE HUUR, huis MOLENZIGT, te Foxham, aan den trekweg, bestaande in twee behangen Voorkamers, Kelderkamer, keuken met nog een aparte Stookplaats, Put en Regenbak; STALLINGEN voor Paarden en Koeien, en eene goede TUIN, met onderscheidene soorten van Vruchtboomen, met of zonder de daar achter gelegen WEILANDEN. Te bevragen bij de ondergetekende J van BRUGGEN, aldaar. Het was kennelijk een voornaam huis, gezien de vermeldingen van de bewoners in enkele advertenties. Op 1 november 1825 bewoond door den Heer en Mevrouw FAURE en tot 1836 door advocaat Mr. Jannes van Bolhuis Trip (1808-1837).

Afbeelding boven: Een ingekleurd detail van de in 1635 door Egbert Haubois en Jan Lubberts vervaardigde kaart van de stad Groningen. 

Kornelia haar zuster Hinderkien Jacobs van Bruggen 1805-1867 trouwde in 1829 met scheepsbouwer en reder Hindrik Johannes Limborgh 1792-1875. Eigenaar van de grote scheepstimmerwerf "De Noorderwerf" aan de Noorderhaven in Groningen. In de laatste helft van de 18e eeuw werden er in de stad Groningen veel schepen gebouwd. De werven lagen zowel binnen als buiten de wallen. Binnen de wallen lagen twee grote werven de Zuiderwerf en de Noorderwerf. De Zuiderwerf bevond zich aan het Zuiderdiep. De Noorderwerf lag op het terrein van de Noorderhaven tussen de Zoutstraat en Werfstraat. Deze helling bezat een groot erf met een eigen havenruimte. In de 17e eeuw werden er al schepen voor de West Indische Compagnie gebouwd, want op de kaart van Haubois is de werf geheel door hekken omgeven met een monogram van de West Indische Compagnie ingetekend (zie afbeelding). De werf werd omstreeks 1880 opgeheven.

Foto boven: een detail van een foto die fotograaf P.B. Kremer omstreeks 1900 van de Noorderhaven. De loodsen van de inmiddels opgeheven Noorderwerf bestonden toen nog, maar zullen spoedig daarna zijn afgebroken.

Kornelia haar broer Haijo van Bruggen 1807-1880 trouwde in 1845 met Geesje Pieters Mulder 1810-1878. Haijo was aannemer en eigenaar van houtzaagmolen De Haan te Helpman. Stamvader van een bekend Groninger geslacht van houthandelaren. Zijn zoons Jacob 1845-1902 en Gerrit 1851-1884 waren eigenaren van de houtzaagmolens De Zon en De Vriendschap aan het Winschoterdiep. Ook de stoomhoutzagerij Gideon, iets zuidelijker aan het Winschoterdiep was in hun bezit (bron: Een vergeten 19e-eeuws industrieterrein in kaart gebracht, door Aletta Bastmeijer en Rita Overbeek). 

Afbeelding boven: De houtzaagmolens aan het Schuitendiep (Winschoterdiep) omstreeks 1880. Op de voorgrond molen "De Vriendschap" (voor 1736-1890) met bijbehorende molenaarswoningen. Op de achtergrond molen "De Zon" (1753-1882). Rechts aan de horizon is de Martinietoren van Groningen nog net zichtbaar (foto: collectie Groninger Archieven). Inzet rechtsboven een afbeelding van een anzichtkaart omstreeks 1910 met houtzaagmolen "De Haan" (1858-1925) aan het Hoornse diep te Helpman.

Geesje haar halfbroer Berend Pieters Mulder 1816-1864 is de schoonvader van de Groninger industrueel Jan Evert Scholten 1849-1918. Jan Evert trouwde op 9 juli 1870 te Groningen met Geessien Mulder 1852-1944. Hij woonde met zijn gezin in het Scholtenshuis aan de Grote Markt en erfde na het overlijden van zijn vader Willem Albert in 1892 een fortuin en behoorde daarmee tot de meest vermogende mannen in Nederland. Jan Evert breidde de industriële en zakelijke activiteiten van zijn vader verder uit en was zeer actief op maatschappelijk gebied. Geessien haar zuster Hinderkien Mulder 1845-1927 trouwde met de houthandelaar Harm van Bruggen 1839-1883, grootvader van de bekende Groninger dansdocente in klassiek ballet Gretel van Bruggen (1914-1985). Hoewel deze uit Noorddijk stammende familie van Bruggen ook in de houthandel zat stammen zij niet van dezelfde voorouders af als Haijo van Bruggen.

De nicht van Jacob Alberts Noordhoff (Abeltje Geerts Torringa) is de betovergrootmoeder van de arts en CDA-politicus Dr. Roelof Johannes Hendrik Kruisinga, geboren te Grijpskerk op 27 augustus 1922 (doopsgezind), wonende te Wassenaar, zoon van Hendrik Jurjen Kruisinga en Egberdina Sjobbema. Roelof is getrouwd te Amersfoort op 21 juni 1952, op 29-jarige leeftijd met  Anna Wilhelmina van Beek. Hij promoveerde in 1922 aan de universiteit in Groningen op "Slechthorendheid en het verstaan van spraak : een onderzoek naar de validiteit van het gehoororgaan", werd staatssecretaris op volksgezondheid in het kabinet-De Jong en daarna van verkeer en waterstaat in het kabinet-Biesheuvel. Werd minister van Defensie in het kabinet-Van Agt en verzette zich (vooral als medicus) als enige in het kabinet tegen de productie van de neutronenbom en trad daarom al na drie maanden af. Was daarna senator en vicepresident van de uitvoerende raad bij de Wereld Gezondheidsorganisatie.

Uit dit huwelijk:

II vader

Jacob Noordhoff, landbouwer en boerderij nr.23 (BB.Noordbroek), geboren te Noordbroek op 30 oktober 1851, wonende aldaar, overleden aldaar op 26 juni 1935, 83 jaar oud, zoon van Jacob Alberts Noordhoff (III) en Kornelia Jakobs van Bruggen. Jacob is getrouwd te Delfzijl op 19 mei 1876, op 24-jarige leeftijd met Geertje Abels Venhuis (27 jaar oud), geboren te Heveskes op 16 maart 1849, overleden te Noordbroek op 30 juli 1934, 85 jaar oud, dochter van Abel Pieters Venhuis en Zwaantje Geerts Geertsema.

De foto rechts: Jacob Noordhoff en Geertje Venhuis gemaakt op hun 40 jarige huwelijksjubileum in 1916 door schoonzoon David Landeweer.

Uit dit huwelijk:
Uit dit huwelijk: 
''Nieuwsblad van het Noorden'' woensdag 8 juni 1927:
HET VERSCHRIKKELIJKE AUTO-ONGELUK TE VEENDAM.
Omtrent dit ongeval schrijft onze correspondent ons nog de volgende nadere bijzonderheden: Het ongeluk heeft zich volgens eerste ooggetuigen aldus voorgedaan: De heer T. Kram, landbouwer aan het Beneden-Oosterdiep landzijde, had zijn zoon, die militair is, naar Assen gebracht. Op den terugweg ontmoette hij zijn dochter, mej. Rika Kram, met hare 3 loge's, de dames Lien Noordhoff, van Borgsweer, Dien Smit, van Kalkwijk en Bettie Huisman, van Stadskanaal op het Oosterdiep en nam ze mee in zijn Chevrolet. De auto reed op de klapbrug, welke naar zijn boerderij voert, nam een verkeerde richting en stortte, hoe het kwam weet tot nog toe niemand, voorover in het kanaal. Mej. Rika Kram sloeg het portier open sprong te water en klom op de auto, die geheel onder water lag. De technische werkman Timminga, die onmiddelijk bij de brug woont, hoorde alles en begaf zich direct te water. Als goed zwemmer dook hij onder en wist spoedig de dames Smit en Huisman boven water te brengen, daarbij flink bijgestaan door een jongeman Schuur, die ook te water was maar niet zwemmen kon. Ook werd de heer Kram uit de auto gehaald, toen het geroep kwam, dat nog een dame in de auto moest zijn. Schuur moest toen in het dek van de auto een opening maken en weldra brachten de beide dappere redders mej. Noordhoff boven water, die reeds het bewustzijn had verloren. Spoedig was de medische dienst in werking, de patienten, de meest ernstige, waren in de naburige huizen gebracht. De dames Kram en Smit, ongedeerd, begaven zich te voet naar huis. Dr. van Heuveln trachtte met een zuurstof apparaat de ademhaling bij Mej. Noordhoff op te wekken, maar helaas, het einde van het jonge leven was gekomen. Nu werd alle zorg besteed aan den heer Kram, onder medewerking van dr. Tjabbes en dr. Heerdt. Kort te voren had hij nog met enkele omstanders gesproken. Vermoedelijk heeft het vuile water inwendig veel schade gedaan, want omstreeks half 3 was ook de heer Kram overleden. Mej. Bettie Huisman is nog heel ernstig ziek. Prof. Polak Dniels van Groningen is op consult geweest en heeft vervoer naar huis verboden. Mej. Smit is naar haar ouders afgereisd. Van grooter omvang had dit droevig ongeval kunnen zijn als niet Timminga, met opoffering van eigen leven, zelf bovenmenschelijk werk had gedaan. Aan hem komt in de eerste plaats lof en dank toe.
Begin 1941 werd Theo Faber eervol ontslag verleend als districtsleider van de NSB (Nieuwsblad v/h Noorden 25-03-1941). Hij bleef actief lid van de NSB en werd als voormalig eigenaar van een confectiefabriek op 11 september 1943 door de nieuwe NSB burgemeester Tammens van Groningen tot wethouder van sociale zaken benoemd. Mogelijk onder de indruk van de naderende geallieerde legers hield hij het al gauw voor gezien, en vroeg per 1 december 1944 ontslag. Zijn vacature werd daarna niet meer vervuld, en de overgebleven wethouders werden met ingang van de bevrijding geschorst (uit: Politiek en bestuur in spannende jaren, ISBN 90 232 3984 9, blz.234 en 235).

            Uit dit huwelijk: 
Verloofd: december 1934 te Groningen. Geertje, Boteringesingel 6 en Jan, Kraneweg 30b te Groningen. Jan was werkzaam bij een verzekeringsmaatschappij en werd van 1933 tot 1937 lid van de NSB. Zij woonden in 1939 Padangstraat 13 te Enschede (Jan was toen Onderstorm-leider en Stafchef), in 1942 Malibaan 66 te Utrecht en in 1960  te Amsterdam. Jan Louis Jansonius was stafchef van de Germaanse SS in Nederland, was een schoolgenoot van Henk Feldmeijer, (1910-1945), oprichter van de Nederlandse SS. Tijdens Feldmeijers tweede frontdienst trad hij op als diens plaatsvervanger. Jansonius werd later stafchef van de landwacht. Hij zat in 1945 naast Feldmeijer in de auto toen deze dodelijk werd getroffen. Daarna kreeg hij de functie van 'waarnemend Voorman'. Na de oorlog werd hij veroordeeld tot een straf van 15 jaar hechtenis.

Uit dit huwelijk: 


Omstreeks 1953 logeerde tante Geertje met Jan en Gerda bij ons op de boerderij in Noordbroeksterhamrik. v.l.n.r. Jan Pieter de Groot, Gerda Jansonius, Geertje de Groot, Jan Jansonius, Linie de Groot - Thools en Geertje Jansonius - Faber.
 Uit dit huwelijk: 
Foto rechts: Een stoommachiene uit de fabriek van David Landeweer te Martenshoek, gebouwd in 1895. De machiene is nog te bewonderen in het  Museum Stoomgemaal Winschoten .

Foto links: Naamplaatje van de in 1897 door de firma Landeweer voor de NV Leeuwarder Houthandel (v.h. Th. W. Overmeer en Zonen) te Leeuwarden gebouwde stoommachiene. Deze was tot 1965 in bedrijf. De stoommachine werd daarna geschonken aan de HTS-Leeuwarden (NHL). D.H. Landeweer is grootvader David Harms Landeweer (1804-1881). Inmiddels is NHL verhuist naar de nieuwbouw op de Kenniscampus. De stoommachine wordt een tijdje elders opgeslagen en krijg later een blijvende plek in Leeuwarden.
 
Kleinzoon David Buurma (1865-1949, zoon van Alberdina Gezina Landeweer (1841-1916) publiceerde als emeritus-predikant de volgende jeugdherinnering (omstreeks 1888) in het Handelsblad van 25 december 1932:

Ongeveer een halve eeuw geleden werd door wijlen den heer Harm Davids Landeweer (1836-1926), destijds oudste firmant in de machinefabriek D. H. Landeweer en Zonen te Martenshoek, een bootje gebouwd dat veel overeenkomst had met de in het „Polytechnisch Weekblad" gememoreerde ingenieuze uitvinding van Kort. De bedoeling van den heer Landeweer was ook, om een stoomboot te vervaardigen voor ondiep water; hij had speciaal op het oog het Zuidlaardermeer. Tevens was zijn principe aan dat van Kort gelijk. Boven en in den platten bodem van zijn scheepje was een gebogen tunnel aangebracht, die voor en achter met het buitenwater in verbinding stond. Waar deze buis hare hoogste welving bereikte, was een centrifugaalpomp geplaatst, die het water door den voormond opzoog en door den achtermond weer uitstuwde. Door de kracht van het uitgestuwde water werd het bootje voortbewogen. Daar schrijver dezes een halve eeuw geleden een waterfiets bouwde en bereed, dus zijn belangstelling in vaartuigen toonde, werd hij door oom-Landeweer uitgenodigd de proeftocht van Martenshoek naar Zuidlaren mee te ondernemen. De heenreis, vóór den wind, verliep zeer voorspoedig, maar op de terugreis moest er tegen een fellen Noordelijken wind en tegen belangrijke golfslag  gekampt worden. Juist toen het Foxholstermeer bereikt werd, bleek de kolenvoorraad verbruikt te zijn; wij bleven dus geen 32.6 procent beneden de begrooting. Het onderscheid tussen voorheen en thans? Model-Landeweer had een I-vormige, model-Kort heeft 'n Y-vormige tunnel. Landeweer, bracht het stuwende water door een centrifugaalpomp in beweging; Kort doet het door een schroef. Toch leek mij de overeenkomst tussen beide uitvindingen treffend. Op onzen proeftocht voor 50 jaren, werd solide gewerkt; stuurman was wijlen de heer E. Jonker, oud-gezagvoerder van de koopvaardij. Hij zag bij thuiskomst zo zwart als een neger; de rook uit den schoorsteen had hem fel geplaagd, twee uren lang. De oud-gezagvoerder E. Jonker zal kapitein Evert Jonker (1825-1899) zijn geweest, de schoonvader van zijn zuster Willemtje Buurma (1869-1949)


Op de site Contactgroep Automobiel- en Motorrijwielhistorie staat dat H. Landeweer tussen 1902 en 1906 een auto met een 1,75 pk DeDion Bouton eencilindermotor bouwde. Het was een vierzitter waarmee de eerste rit werd gemaakt op 10 augustus 1904. Tijdens de proefritten reden afwisselend mee: broers Evert (1843-1896), Lammert (1847-1909) en zuster Alberdina-Gezina (1841-1916) nichtje Meiske Buurma (1868-1954), de op Martenshoek geboren broers Berend Poppens (1863-1930) en Fokke Poppens (1854-1909), P. Smit, Huizinga en Buizing. De volgende plaatsen werden bezocht: Groningen, Zuid-Laren, Wolfsbarge, Kropwolde, Zuidbroek, Noordbroek, Kolham, Scharmer, Harkstede, Slochteren, Delfzijl, Appingedam, Nieuwolda, Veendam, Wildervank, Siddeburen, Stadskanaal, Ter Apel, Nieuwe Pekela en Oude Pekela. Op 15 juni 1906 kreeg de auto het provincienummer A-224. Landeweer heeft het bij dit ene exemplaar gehouden.

Volgens Hendrien Landeweer (kleindochter van Klaas Landeweer) werd de locomobiel al in 1895/1896 door de broers David (1864-1921), Evert (1878-1946) en Klaas Landeweer (1882-1955)  gebouwd. Proefritten vonden in alle vroegte ’s ochtends plaats ver buiten het dorp, voor het geval er iets fout mocht gaan. Bij die eerste proefritten waren alleen de twee jongste broers aanwezig.

Foto rechts: De in 1902 door Landeweer te Martenshoek gebouwde auto met kenteken A-224
( Bron: conam.info ).

Afbeelding links: advertentie in "De revue de sporten", jrg. 9, no 34, van 3 mei 1916.
 Klaas Landeweer (1882-1957) opende op 25 augustus 1908 de poorten van de 'Internationale Automobile Centrale' te Utrecht, welke volgens de Kampioen van 11 september van dat jaar tot één der grootste automobiel zaken van Nederland gerekend mocht worden. Het gebouw werd door de 'Revue der Sporten' geprezen vanwege zijn gezellige uiterlijk. De garage was van alle gemakken voorzien. De modernste werktuigen werden aangedreven door een 5pk elektromotor. De garage gebruikte een voor die tijd moderne krik op wieltjes (Adam's creec). Verder was er een wasinrichting (voor automobielen) en een 'benzine-huisje', waarin een opslagreservoir met een inhoud van 1000 liter. Klaas had al praktijkervaring opgedaan in automobielfabrieken in Berlijn, New York en Parijs. Waarom zoon Klaas naar Utrecht verhuisde is niet bekend, maar verstandig was het natuurlijk wel: Utrecht was centraal gelegen en bezat al enige importantie op het gebied van auto-import. Bovendien had de stad een welgesteld achterland (zoals Zeist en Doorn). Gedurende de eerste jaren vertegenwoordigde Landeweer het Belgische merk Nagant, in ieder geval tot 1910 (N.A.C. jaarboekje). Het importeurschap van Nagant verschuift dan naar de Auto-Garage 'Central' te Maastricht. In 1913 wordt Landeweer hoofdagent voor Cadillac, en subagent voor De Dion Bouton en Minerva. De naam Landeweer en Cadillac zullen bijna zeventig jaar met elkaar verbonden blijven. ( Bron: conam.info ).

Uit dit huwelijk:
Foto rechts: Abel Noordhoff in het uniform van de Grendiers met Sjako M1865  en onderofficierssabel M1895, gefotograafeert door W.F.A. Delboy, Passage 20 Den Haag en ingekleurd door Jan Pieter de Groot op basis van informatie van het Legermuseum te Delft.

           Uit dit huwelijk: 
I : mijn grootmoeder

I : Kornelia Noordhoff, geboren te Noordbroek op 27 augustus 1878, wonende te Noordbroeksterhamrik, te Winschoten en te Groningen, overleden aldaar op 21 januari 1964 in een partikulier verpleeghuis, begraven te Noordbroek, 85 jaar oud, dochter van Jacob Noordhoff (II) en Geertje Abels Venhuis. Kornelia is getrouwd te Noordbroek op 9 juni 1903, op 24-jarige leeftijd met haar halfneef Jan Pieter de Groot (36 jaar oud), landbouwer, boerderij nr.1 (BB.Noordbroek) en paardefokker, geboren te Nieuw Scheemda op 7 april 1867, wonende te Noordbroeksterhamrik, overleden te Noordbroek op 15 november 1943, begraven aldaar op 19 november 1943, 76 jaar oud, zoon van Sibolt Heikes de Groot en Zwaantje Abels Venhuis.



Abel Noordhoff 1889-1953 Geziena Zuidhoff 1891-1946 Jacon Noordhoff 1877-1965 Siebolt de Groot 1905-1967 Jan Pieter de Groot 1867-1943 Abeltje Noordhoff 1883-1962 Theo Faber 1882-1971 Zwaantje Noordhoff 1887-1979 David Landeweer 1882-1952 Jacob Noordhoff 1906-1993 Geertje Faber 1908-1999 ? Jacob de Groot 1906-1995 Heikeliena Noordhoff 1908-1927 Harmanna Heikolina Noordhoff 1880-1961 Kornelia Noordhoff 1878-1964 Jacob Noordhoff 1851-1935 Geertje Abels Venhuis 1849-1934 Siebolt Heiko de Groot 1845-1929 Pieter Eltjo Noordhoff 1915-2005 Gerard de Groot 1916-2004 Bertha Faber 1911-1991 Ido Catharinus Noordhoff 1920-1987 Geertje Dietje Landeweer 1913-2006 Jacob Alberts Noordhoff 1918-1988 Lammert Jacob (Bert) Landeweer 1912?-???? Familiefoto tijdens het 50 jarig huwelijksfeest in 1926 van Jacob Noordhoff en Geertje Venhuis.
Van links naar rechts, staande: Abel Noordhoff, Geziena Zuidhoff, Jacob Noordhoff, Siebolt Heiko de Groot, Jan Pieter de Groot, Abeltje Noordhoff, Theo Faber, Zwaantje Noordhoff. David Landeweer, Jacob Noordhoff, Geertje Faber, Jacob de Groot en Heikeliena Noordhoff.
Zittende op stoelen: Harmanna Noordhoff, Kornelia Noordhoff, Jacob Noordhoff, Geertje Venhuis en Siebolt Heikes de Groot.
Voorste rij: Pieter Eltjo Noordhoff, Gerard de Groot, Bertha Faber, Ido Noordhoff, Geertje Landeweer, Jacob Alberts Noordhoff en Bert Landeweer.

Verwantschap

Ergens in het begin van de 80e er jaren maakte ik een groot schilderij waarop een grote boom links in beeld met een sterke tak naar rechts. Ongeveer een half jaar later ondekte ik het boek over Gerrit van Houten waarin zijn zuster Alida van Houten het leven van haar broer beschrijft. Van dit prachtige boek waarvan er in 1928 slechts 200 zijn gedrukt, waren er 100 exemplaren voor de handel bestemd. De rest was kennelijk voor familie, vrienden en bekenden. De belangstelling was blijkbaar erg groot, want in 1940 verscheen er een 2e druk, met meer tekst en foto's van zijn werk, ook weer in een oplage van 200 exemplaren. Bij het lezen viel het mij op dat we enkele karaktertrekken gemeen hadden. En op blz. 28 werd ik getroffen door de volgende tekst:

De brieven van Gerrit uit Surhuisterveen zijn meerendeels niet gedateerd; slechts in algemeene termen schrijft hij over zijn werk, soms ook over werk dat ons niet bekend is geworden o.a. een stilleven voorstellende een mand met appelen; in een anderen brief over
een 'zwaren boom met schuine tak, die hem klaarblijkelijk zeer getroffen heeft, daar deze hem aanleiding gaf tot de indrukwekkende donkere aquarel, waar een boom staat ter linkerzijde aan de zoom van een bosch in herfskleuren met de sprankeling van een sterk licht daarachter.

Dit voorval sterkt mij in de gedachte dat je niet alleen lichamelijke kenmerken van een gemeenschappelijke voorvader kunt erven, maar ook karaktereigenschappen. Het zou interesant zijn te onderzoeken of bepaalde kenmerken in het handschrift ook erfelijk bepaald zijn. Zo vond ik jaren geleden op een rommelmarkt een lesboek van de landbouwschool in Groningen, waarin aantekeningen gemaakt waren. Het leek wel mijn eigen handschrift in de tijd dat ik zelf op de landbouwschool zat. Maar dat kon niet, het boekje was veel te oud. Mijn verbazing werd nog groter, toen ik voorin de naam van de oorspronkelijke eigenaar vond. Het was Gerard de Groot, mijn oom.

Verwantschapstabel  van Gerrit van Houten en Jan Pieter de Groot.

 gemeenschappelijke voorouders

Hindrik Seebes en Abelke Jakobs Torringa

Sebo Hindriks van Houten en  Elisabeth Jans ten Doorncate Albert Hendriks Noordhoff en Grietje Edzes Fokkens Brands
Hindrik Sebes van Houten en Grietje Derks Tonkens Jacob Alberts Noordhoff en Kornelia Jakobs van Bruggen
Derk van Houten en Barbara Elizabeth Meihuizen Jacob Noordhoff en  Geertje Abels Venhuis
Hindrik van Houten en Alida C. C. ten Bruggen Cate  Kornelia Noordhoff en Jan Pieter de Groot
Gerrit van Houten Jakob de Groot en  Engelina Jantina Geertruida Thools 
Jan Pieter de Groot
   

   

Boom in herfstbos bij Surhuisterveen

Gerrit van Houten omstreeks 1890

Eigendom van de Gerrit van Houten Stichting 
te Groningen (cat.nr. GH-A-1420_0134).

Boom in winterbos, fantasie

Jan Pieter de Groot omstreeks 1980

Neem ook eens een kijkje op de mooie site van  Gerrit van Houten en de Fraeylemaborg, eigendom van de Gerrit van Houten stichting

  • Home